Zoeken in deze blog

vrijdag 16 juli 2010

Waar ligt het paradijs?

Vandaag werd er voor mij gespeeld, op de gitaar. Na 2uur met hem gepraat te hebben is het me niet gelukt zijn idee dat het hier (in Guinee) de hel is en bij mij thuis het paradijs uit zijn hoofd te praten. Hij lijdt (in zijn hoofd). Wel heeft hij gelukkig de hoop dat het met zijn zoon beter zal gaan. Voor hem gaat het leven niet om geld, maar wij hebben alles (het positieve woord capaciteit doet het hem), en hebben afrika gecoloniseerd en de ogen van de mensen geopend.
Voor mij is er geen hemel of hel - dat vond hij een mooi idee. Hij wist het nog beter te vertellen. God schiep enkel een huis met vier kamers. Een kamer voor de dode, een kamer; het paradijs, een kamer; de hel, en het magazijn, daar is niks.

vrijdag 9 juli 2010

Wie blijft er nog over?

Een mail aan Matthijs, maar ik heb geen geheimen dus de hele wereld mag hem lezen ;)

Momenteel zit ik in Guinee, Nzerekore (de NGO hoofdstad van Guinee),
geen blanken te bekennen (hoewel Floor hier toch al een tijdje zou
moeten zijn geen mensen die een andere malloot op een oranje fiets voorbij hebben zien scheuren), want in het land heerst momenteel een crisis vanwege de
verkiezingen. Er waren nogal wat klachten na de verkiezingen van 27
Juni wat betreft corruptie maar we gaan zien hoe het gaat lopen (merk
er nog niets van en verwacht ook niet dat er iets gaat gebeuren).
Aanstaande maandag is de tweede ronde (tussen de twee partijen met de
meeste stemmen); wel interessant allemaal en het geeft weer iets om
over te praten.
Nadat we in Yammoussoukro (hoofdstad van Ivoorkust) gescheiden zijn
hebben we allebei toevalligerwijze een andere route over de grens
genomen en zijn we elkaar weer tegen gekomen in Guinee, aan de rand
van een van de hoogste bergen van West Afrika. Dat was wel onwerkelijk
na een week alleen en er op gerekent te hebben de reis alleen af te maken.
Komende uit kleine dorpjes waar ik verbleef bij nieuwe vrienden. Vooral Fangha was een ervaring opzich. Waar je over de botten van 450 jaar oude lijken kunt lopen, langs een ruige weg waar 1x in de twee dagen een auto komt, geen stroom en stromend water is. In Fangha net over de grens met Ivoorkust riep de chief mij van mijn fiets om hem te groeten, na de raffia (de lokale wijn) moest ik er twee nachten blijven.., 15jaar heeft hij in Frankrijk gewoont met een vals paspoort en nu heeft hij een huisje 1km buiten het dorp waar het rustig is en hij rijst verbouwt; nog geholpen met zijn dochters het onkruid te wieden. Verder heeft hij twee varkens: Bernard Couchner en Touba, de minister van buitenladse zaken van Frankrijk en Touba die Dadis Camara wilde vermoorden, maar wie weet daarover later meer ;)).

In Ghana hebben we (Floor en ik) denk ik 1,5 week geregelt voordat we aan onze tocht begonnen; aan onze fiets gewerkt en visa, geld zaken op orde te brengen (terwijl ik zelf net uit het ziekenhuis was). Elke gebeurtenis opzich was leuk, weer
iets nieuws in het systeem ontdekt dat mogelijk is (een bank account
openen met een arts van de universiteit in Ghana), je fiets oranje
spuiten (Holland boven alles), maar het was veel! Hierna zijn we te
hard van stapel gelopen, te veel gefietst en te slecht geslapen (Floor
al helemaal met zijn jeuk). 1 nacht slecht slapen op een klein matje
is geen probleem maar 2 weken breekt je op, ik zat er doorheen. In een
klein dorpje kreeg Floor malaria (moet je voorstellen; hij kan niets,
er zit een kring kinderen om hem heen geluiden te maken, geen
ziekenhuis in de buurt en zelf heb je ook flinke diarree..) maargoed.
We hebben het meest slechte busje gepakt die er was (26km in 4uur) en
zijn naar het dichtstbijzijnde plaatsje gegaan waar natuurlijk ook
geen arts was op zondag. Na een koelingssessie met ijs in het militair
ziekenhuis van de UN, dan maar een ambulance naar Yammoussoukro (want
daar konden we ook niet blijven). Wel een ode aan de arts van
Bangladesh daar; we hebben ze adres dus als je hem wilt opzoeken,
later? ;-) Het klinkt allemaal depressief maar dat is het niet, je
leert en achteraf geniet je extra van het continent waar je bent.
Samen reizen is voor mij lastiger dan alleen. Hoewel het soms moeilijk
is mensen te vinden die dezelfde waarden delen als jij. Het Afrika
hier draait 90% om geld, gelukkig kom je met een hoofdband met de vlag
van Guinee eerder die 10% tegen die je verwelkomt en jouw koffie wel
wilt betalen (zoals vanochtend in cafe: Le diplomat); Amara sharif die
nu niks anders doet dan koffie drinken, wachtend tot er eindelijk een
regering is en hij kan beginnen met het ontwikkelen van moerassen voor
de landbouw, inplaats van het kappen van bomen. Ontwikkeling.
Na gisteren wakker te zijn geworden in een klein dorpje: Seringbera, waar ik geslapen had op het slechtste bed ooit: een matras van scheef liggende planken, na de dag er voor met mijn gids Albert een immens mooie tocht te hebben gemaakt naar de top van de Mont Nimba, Richard Mullah. Door de regen en mist heb ik helaas geen extreem ver uitzicht gehad maar door de stilte en het lopen verging het denken mij en was het leeg in mij - behalve het gevoel van geluk en was het ook een spirituele reis geholpen door het feit dat Albert niet zoveel zei.
Seringbera kent de touristen en de mensen houden ervan om over geld te praten, met een groepje kinderen die me als een wilddier aanstaren ben ik blij als ik op de fiets zit naar Nzerekorre. Waar ik dan ook vanochtend wakker ben geworden in een kalm hotelletje net buiten de stad met het klimop tegen de muren, de grootste kamer van het hotel genomen voor 1,5 euro extra, voor intotaal nog geen 6 euro.

woensdag 19 mei 2010

Gezondheid, je grootste vriend in de derde wereld.

Donderdag 13 mei. “Het eerste jaar is het zwaarste voor je lichaam in Afrika. We hebben een vrijwilliger verloren aan Malaria, het kan zich voor je het weet presenteren in stadium 4. Als je je zwak voelt moet je niet gaan reizen. Zorg er voor dat je aansterkt”.
Noreen en Roger kunnen het weten, ze wonen nu al 37 jaar in Lawra. Ze hebben een kerk gebouwd en voor het eerst de lokale taal (Daagari) op schrift gezet. Momenteel zijn ze bezig de bijbel te vertalen. Het is donderdag en we zijn bij ze op bezoek. Ze wonen in een groot (cement-block) huis dat rond 1950 door de Missie (in Amerika) gebouwd is. Het ligt midden in een community waar toen nog maar een paar mensen woonden maar waar de populatie nu al meer dan verdrievoudigd is (door jongeren die met geld uit het Zuiden terug komen). Zelf kwamen ze veel later, in de “70, toen ze hoorden dat het huis vrij stond en ze het zonder problemo konden betrekken. In die tijd hebben ze het christendom naar Lawra gebracht. Nu is 80% christen en staan zij niet alleen. Als je het aan mij vraagt schieten de kerken nog steeds als paddestoelen de grond uit.
We komen binnen: de airco staat aan, een enorme plasma tv laat beelden van de Duitse Premier League zien. Een tapijt op de grond en een schilderijtje met bloemen hangt aan de muur. Voor Afrikanen is het een Amerikaans museum.
Een dikke hond die 12 schijnt te zijn is van zijn laatste dagen aan het genieten op het tapijt en wordt door antibiotica in leven gehouden. "Als je hier zo lang woont wil je een plek waar het thuis lijkt en je je kan terug trekken".
Diezelfde middag vertellen ze, stond de airco uit en waren er lokalen (de broer van Joawen die momenteel een gebroken been heeft) op bezoek om een filmpje te kijken. In principe staat de deur altijd open. Vrijwilligers en studenten verwelkomen we altijd op deze manier. Hilarisch, maar waarderen doen we het zeker.
Roger en Norene werken elke dag een aantal uur aan het vertalen van de bijbel. Vroeger woonden zij ook in de communities om de taal te leren. Hoe ik me zelf zou aanpassen als ik hier zo lang zou wonen weet ik niet; hoelang kan je het lokale leven leiden als je zelf anders gewent bent? We eten aardappel, advocado, rauwe tomaat en kip uit Brazilie (die is namelijk lekker mals) en drinken coca-cola.

Ik ben nog niet helemaal herstelt van een kort ziekbed en mijn maag laat het dan ook niet toe dat ik veel van dit lekkers binnen krijg.

Herstellende hoor ik de enge verhalen van vrijwilligers die ongelukken in het verkeer kregen, de verschillende soorten malaria die anderen en Norene en Roger zelf hadden gehad (soms voelt het alsof je haar op je tong hebt), vertellen ze over dorpjes aan de rivier die verlaten leken maar vervolgens bleken uitgeroeid door ‘River blindness’ en wat te denken van het feit dat 30 jaar geleden maar 3 van de 10 kinderen volwassen werd. De omgeving is ruig en ‘survival of the fittest’ is hier nog een alledaags fenomeen.
Kanker wordt hier aan de andere kant bijna niet gezien. Kan dit verklaart worden door het gezonde voedsel? Het schijnt dat er op andere plaatsen in de wereld krampachtig gezocht wordt door kankerpatienten naar de Millet die hier in overvloed is. Speelt de peper een rol (absurd hoeveel peper de mensen hier gebruiken; toch denk ik niet dat ze zich dat 30 jaar geleden konden veroorloven)? Of het vele fruit dat hier geconsumeerd wordt (hoewel de mango’s er maar 1 maand in overvloed zijn)? Of is het gewoon ‘survival of the fittest’, onder diagnostiek of overlijden de mensen toch nog jonger en aan iets anders? Je ne sais pas.

Ik word in iedergeval niet blij van deze verhalen. Een aantal kg lichter voel ik mij zwak in deze omgeving. Ik kan mij niet voorstellen over twee weken te beginnen met reizen. Ik heb er totaal geen zin in. Mijn lichaam wil naar huis.

Dinsdag 11 Mei. Het is rond een uurtje of 4 in de namiddag, vandaag trek ik de zon extreem slecht, ik voel me ietwat licht in mijn hoofd en kan alleen maar denken aan schaduw. Ik voel me zwak, algehele malaise zoals dokters zouden zeggen. Toegegeven; het was in de ochtend ook al uitzonderlijk heet zoals het hier kan zijn in de Upper West, zouden wij daar ondertussen toch wel enigszins aan aangepast moeten zijn?
Bij het tankstation kom ik Mark tegen, hij is blij me te zien. Alhoewel ik het vergeten was, ik heb mijn nieuwe Afrikaanse blouse aan die ik voor 14cd (7 euro) op maat heb laten maken. Ik zeg dat ik me niet op en top fit voel en loop snel door.
De kinderen roepen ‘ Nasado, Nasado’ (blanke man), anderen noemen me zelfs bij naam ‘Markoes, Markoes’, wat ze doen sinds ik ze heb uitgelegd dat mijn naam niet ‘blanke man’ is. Het zou toch mooi zijn als wij de negers in ons land ook zo welkom zouden heten: ‘ donkere man, donkere man, waar ga je naar toe?’. Vandaag trek ik het geschreeuw van de kinderen slecht, ik zeg niks en probeer mijn hoofd zo min mogelijk te draaien richting de kinderen, alle indrukken die vandaag binnen komen zijn moeilijk te verwerken en ik ben te zwak om er adequaat op te reageren. Daarnaast voel ik me al een paar dagen vreemd, onrustig en kan ik ook niet enthousiast op mijn omgeving reageren, mijn brein wordt niet positief gestimuleerd.
Thuis aangekomen ga ik in de schaduw op een bankje zitten. Mijn nieuwe broer, Francis, komt naast me zitten. Hij is stil. Een enorm goede kerel en normaal zou ik grapjes met hem maken maar nu is zijn aanwezigheid naast mij op de bank al te veel. Natuurlijk zeg ik dat niet tegen hem.
Ik zeg dat ik buiten onder het afdakje op een paar gelakte boomstammen ga liggen; de chill plek van de omliggende familie-huizen (compounds). Mijn rug ligt niet comfortabel maar ik ben moe en misselijk, ik sluit mijn ogen maar kan niet slapen, het geluid van het naast gelegen huisje waar graan in gemalen wordt komt als een penetrante geur mijn oren binnen.
Die middag had ik extra goed en veel proberen te eten om ietwat aan te sterken van de zaterdag ervoor dat ik in de avond al niet lekker werd en had over gegeven (naast het feit dat ik al weken wisselde ontlasting heb en nu behoorlijke waterdunne diarree). De zondag erna voelde ik me prima, was ik nog naar de rivier gefiets en had ik mijn moeder gebeld voor moederdag, dat sinds een aantal jaar ook hier gevierd wordt (samen met valentijnsdag).

Een grote bal fufu opgelost in maagzuur komt naar buiten. Ik blijf uitgetelt op het bankje liggen. Al snel komt de oude hond uit het huis naar mij toe en begint aan een verrukkelijk koningsmaal. Ik kijk hoe hij alles op eet en niks vergeet. Dit duurt zo’n 30 minuten. Dan komt Floor terug van de hostel bazin waar we de eerste maand verbleven (hij moest nog wat rompslomp regelen). Ik ben bleek zegt hij, en mijn nieuwe moeder Christie zegt dat ik maar beter even een douche kan nemen. Een volle emmer staat klaar in de provosorische badkamer. Ik sprenkel een paar handen water over mijn lichaam en begin te rillen. Misschien is het nu toch beter om naar het ziekenhuis te gaan? Zondag zei ik: "als ik over drie dagen nog ziek ben ga ik naar het ziekenhuis" (Christie wilde dat ik meteen al ging).
De gedachte dat malaria binnen 48 uur fataal kan zijn kan al een stoornis op zich veroorzaken. Gelukkig heb ik daar geen last van want ik zit zelfs onder de lariam (een van de sterkste antimalaria medicijnen) en heb ik bovenop mijn profylaxe twee extra pillen genomen. Misschien is mijn veranderde bewustzijn ook wel daar aan toe te schrijven? Wat een troep.
Dr. Sandaare, Medical director is niet in het ziekenhuis. Eerst wordt mijn temperatuur gemeten, deze blijkt 39,3 graden te zijn wat toch wel serieuze koorts is. Mijn hartslag is 120 die normaal 65 is als ik rustig op een stoel zit, ook heb ik voor de eerste keer in mijn leven (milde) hypertensie; wat ook wel te verwachten is bij zo’n hoge hartslag.
Binnen een half uur is mijn bloed geprikt en is er gekeken of er malaria parasieten te zien zijn. Deze zijn niet te zien. Ik word geholpen door een van de Cubaanse dokters die zeer slecht Engels spreekt (en al helemaal niet de lokale taal). Floor probeert zelfs nog zijn Spaanse skills. Uit zijn rapport dat ik later lees heb ik al 2dagen koorts, terwijl ik toch duidelijk zei dat de koorts pas sinds 4uur deze middag was begonnen (maar alles beter dan GEEN dokter).
De mogelijkheid bestaat dat het nog steeds malaria kan zijn, zoals we later leren is de sensitiviteit (het percentage van de zieken die met de test wordt opgespoord) van de de dikke druppel hier niet zo hoog (er wordt maar kort en snel gekeken naast het feit dat de parasiet zich ergens anders in het lichaam kan ophouden). Ik word naar huis gestuurd met een kuurtje antibiotica; co-trimoxazol en metronidazol en paracetamol vanwege waarschijnlijk een enterische koorts (enteric fever) of buik tyfus (of is dat hetzelfde?). Wat mij betreft ook de meest aannemlijke diagnose – maar je weet het nooit? Een blanke zonder immuniteit.
Ik bel Dr. Sandaare, hij staat erop dat ik een second opinion krijg van Dr. Boro, een jonge dokter uit Burkina Faso waarmee we nog samen in het hostel hebben gezeten. Hij denkt nogsteeds aan malaria. Een negatieve bloedtest en het gebruik van malaria profylaxe zegt maar weinig. De hoge koorts verontrust Dr. Boro het meest. Ik word opgenomen in de staff kamer van de General Wart. Een infuus met antibiotica en antimalaria medicatie (artemisine derivaat en lumefantrine omdat kinine een interactie met lariam heeft) wordt aangelegd en ik krijg de hele nacht zakjes vocht met elektrolyten en lactaat (Ringer lactaat). Ik voel me beroerd en als het dan ook nog eens gaat stormen en stortregenen (de ramen bestaan uit gaas en een kleine glazen klap constructie) en mijn bed nat wordt hoewel er naast de wart een afdakje van 2 meter in breedte staat, heb ik het gehad.
De volgende ochtend om 07:00 staan Floor, Christie en Joawen alweer voor mijn neus met Bulu, de pap (van Millet) die we elke ochtend eten. Tegen mijn zin probeer ik wat te eten. Aan het eind van de dag kan ik weer naar huis en is mijn koorts gezakt. De medicijnen blijken effectief. Twee dagen voel ik mij nog zwak en depressief, dan komt langzaam mijn eetlust weer opzetten.
Hoeveel bezoek ik die ene dag in het ziekenhuis heb gehad is ongelofelijk. Ik had het gevoel alsof de hele stad met mij mee leefde. Zelfs een van de (oude) vrouwen van de chief kwam mij opzoeken, de hele staff van de ziekenhuis kantine en al het kantoor personeel kwam langs. Dr. Boro kwam zelf ook nog 2 keer kijken hoe het ging en had bij binnenkomst zelf het infuus aangelegd. De zorg had ik niet beter kunnen verwachten en ik ben dan ook blij dat ik hier in het ziekenhuis heb gelegen en niet ergens waar ik het niet ken (en vertrouw); zoals in Liberia.

Gezondheid is misschien wel je grootste vriend in de derde wereld.
Wat dat betreft zijn er nog heel wat gezondheidsaspecten waar je op zou moeten letten als je in een woestijn klimaat rondhangt. Behalve het consequent gebruik van een mosquito-net, lange kleding in de avond en ook als je in de nacht moet pissen zijn er nog een paar andere puntjes waar je rekening mee moet houden. Je moet altijd genoeg drinken anders krijg je een urine weg infectie (ook de mannen) of een zonnesteek, maar als je te veel water uit de grond drinkt kan het zo zijn dat je bloed gaat plassen door een steentje dat zich in je blaas vormt (Lime stone; afhankelijk van de samenstelling van het grondwater) waar Floor meer over kan vertellen. Wat je in principe niet hoeft af te schrikken, het water uit de grond is het aller gezondst; een ander alternatief is het water uit de plastic zakjes maar dat is pure milieu vervuiling. Verder is het belangrijk om de handen voor het eten te wassen. Niet alleen eet je met je handen maar kan je allerlei vriendelijke vrienden in je darmen krijgen (waardoor sommige mensen een dikke buik krijgen). Jezelf was je met veel zeep en het best met een spons om de zwarte vliegjes van je huid te wrijven (dit vertelden ze me in Bagre, zelf heb ik dit nog niet gehad); huid problemen zijn een groot probleem. Verder is het belangrijk veel te eten, in principe van het lokale eten, wat immers de daar nodige nutrienten verschaft. Af en toe een gebakken eitje met boter waar vitamine A aan toegevoegd is schijnt goed te zijn. We proberen ook minstens 1-2x in de week te sporten maar te lang en te hard lopen hier is niet aan te raden – pijn in de longen van de droge lucht waar veel zand in zit kan een probleem worden. Naast het feit dat sporten een enorme mentale stimulans is maakt het ook je rug los als je de nacht op een matje op de grond hebt geslapen. Mark onze vertaler had last van zijn longen omdat hij te hard reed op de motor (toen hij mij naar Nandom en terug reed).
Uiteindelijk krijg je hier genoeg zon en heb ik nog niemand hier depressief gezien, zijn het simpele dingen waarmee de gezondheid van de mensen hier substantieel verbetert kan en moet worden.

Na mijn eigen ziekte is het ondertussen een week later en heb ik vanochtend gesport en de nacht in een heerlijk bedje geslapen. Gisteren heb ik de hele dag een boekje gelezen in de bus richting Kumasi waar we ons weer bevinden. Het boekje heet - One man’s people -, het is echte Afrikaanse literatuur, het vertelt over de corruptie in Nigeria waarbij de minister alle macht heeft en zelfs seks heeft met de vriendin van een goede vriend van hem. Humoristisch hoe deze situaties worden beschreven.
Daarbij hebben we in Waa een video cd gekocht met bijna naakte (blanke) vrouwen op de achterkant. Legendarisch om het nummer “O Gidi Gidi” zelf te hebben, iedereen luistert ernaar maar heeft geen idee door wie en wat er gezongen wordt (het is natuurlijk troep).
Ik kan weer in de spiegel kijken en het blijkt gelukkig mee te vallen met de kg’s die ik dacht kwijt te zijn. Mijn gezicht is niet ingevallen, mijn armspieren zijn nog in takt, eigenlijk is alleen mijn buik iets afgeslankt. Met het voedsel wat we hier eten (het is 4 uur in de middag en we hebben al twee flinke warme maaltijden op van rijst, bonen, plantain, vis en ei) zal dat er vast weer snel aan zijn. Het wordt duidelijk dat ik de maanden in het rurale noorden bijna niet aan seks gedacht heb. Misschien zijn het de twee bovengenoemde gebeurtenissen en de opgemaakte Akan (zuiderlijke )vrouwen maar de mannelijke gedachtes zijn weer terug in het systeem. Ik heb enorm veel zin om te reizen.

Alles went; wennen went.

@ Lawra – postbox 18
Het is dan eindelijk zover. Ik heb na een maand weer de mogelijkheid gevonden om aan iedereen die Nederlands kan lezen een update over ons verblijf in Ghana te geven. Dat betekent: tijd om rustig te zitten, een computer, stroom en misschien wel het belangrijkste zin om achter een computerscherm te zitten met 35+ graden.
Er is in de afgelopen tijd te veel gebeurd, voor mij zijn dingen gewoon geworden die voor de mensen in andere delen van de wereld absoluut niet zijn. Waarschijnlijk ook niet voor jouw.
Het kan daarom zomaar zo zijn dat ik de essentie van het verhaal mis. Maargoed.

Was het in mijn vorige verhaal de essentie dat we uit ons studenten leven weer wat ritme in ons leven hadden gekregen: vroeg naar bed en vroeg op, die ons nieuwe energie gaf. Is het deze keer de radio die door Francis (18) onze niewe broer om 05:30 hard wordt aangezet en het hele gezin (vaak wel met z’n tienen) tot opstaan dwingt.
Niemand klaagt, en omdat niemand klaagt, klagen wij ook niet. We staan op als het ligt wordt en gaan slapen als we moe zijn. Vandaag is anders; we worden moe wakker.
Gister was het een latertje, maarliefst 23:30. De Songtaa nyog woman group vierde haar 10e verjaardag en we waren uitgenodigd om ook op het feest te komen. We verblijven immers in het familie huis waar onze nieuwe moeders (moeder Teresa en Christie) en zussen (Joawen en Julie) alle bij deze vrouwengroep zitten. Het is Goed om te weten dat de vrouwen zich hier in iedergeval al 10 jaar organiseren. Dat verwacht ik van de mannen hier niet zo snel. Na het eten (Tz, van graan/millet en een soup van bladeren van een boom, peper en een stukje van dezelfde dag geslachte koe) gaan we richting de bar. Het is vanavond enorm druk vergeleken met de vorige avond toen ik er ook was om mijn Afrikaanse dans pasjes en Afrikaanse mars te oefenen. De vrouwen met de borst naar voren, kont naar achter en hun handen in hun oksels schudden hun lichaam op: Bom pa ti bompa - follow me (‘spent your money’). Waarna de cd-speler wordt uitgezet. Het bier drinken verder gaat en het eten (de koe) gedeelt wordt. Een Xylophone, een trommel en twee houten stokjes, die bespeeld zullen worden door een drietal ‘muziekanten’ worden binnen gebracht. Het drietal wordt door de vrouwen betaalt met alcohol (zakjes gin, pito en bier) en spelen de rest van de avond lokale nr’s. Gelukkig willen ze me graag uit leggen wat de teksten betekenen die ze met z'n allen zingen. ‘Ga bij je oude vrouw weg en neem een nieuwe’, ‘heb je thuis niks (geen werk) dan nog trouw ik je’, ‘ iedereen heeft zijn problemen in zijn huis’, ‘ik ken jou niet en jij kent mij niet’ , ja, daarom gaan Floor en ik los. Floor heeft een groep kinderen die hem na doen en een vrouw met een klein kindje op haar rug die hem gaat trouwen. Een geslaagde avond!
We genieten van een spiesje scharrelvlees als Floor naar mij wijst en er een grote man naar me toe loopt en onverstaanbaar tegen me aan begint te praten. Hij lijkt geen kwade bedoelingen te hebben maar wat wilt hij in hemelsnaam ?? Hij geeft een hand die ik nog maar weinig gevoeld heb. Puur en puur: ruw van de eelt. Hij ruikt sterk naar zweet en tz en blijft staan.
Ik ga de dansvloer op; waag een pasje en vraag Floor wie die man is. Hij weet het ook niet. De man komt naast me staan. Een enorme grote vent, naast mijn ielig figuurtje (zeker na mijn ziekbed van vorige week), waagt ook verlegen een danspasje. Niemand weet wie hij is: hij kan geen Daagari (de lokale taal) en zijn Frans is voor mij in iedergeval niet bepaald te verstaan. Voor de rest van de avond heb ik een stille vriend waarvan ik niet zal zeggen dat hij weg moet gaan (hoewel mijn nieuwe familie dat wel doet).

Vandaag, nog moe van het feest van gisteren. Met een volle maag van de Sen-Sen de lokale lekkernij (pannenkoeken van bonen beslag en bladeren van een boom (dokom), ui en tomaat), een voldaan gevoel en een klein gezelschap toeschouwers achter me geniet ik van de laatste namiddag in Lawra. Dit gezelschap die geen idee heeft waar dit verhaal over gaat is meer geinteresseerd in de computer (‘is it office 2007?’), de trommel en de jongleer ballen. Het is opmerkelijk hoe snel ik weer met rust gelaten wordt als er niet getrommelt wordt en ik de gewilde foto’s niet laat zien.
In de tuin/ binnenplaats van het grote familie huis probeer ik tussen het geluid van de radio, de haan, de kinderen en de naderende (of altijd aanwezige) donder net die broodnodige rust te vinden die nodig is.

Na het voltooien van ons veldwerk zijn we een meer Afrikaans getint leventje gaan leiden. Een week ben ik te gast geweest bij de Chief (Laaripo) van het naast Lawra gelegen Bagre (een vissers dorpje aan de rivier) waar ik naar verwachting weinig zou gaan doen maar in tegenstelling elke dag een druk "schema" had. Van het vissen naar oesters in de rivier, het les geven van kleine kinderen op school (waarna zij mij Daagari leerden), het dansen met de vrouwen in het dorp en het op de fiets opzoek naar olifanten en naar de markt in Zambo, Burkina Faso. Het was daar waar iedereen mij als ‘blanke’ accepteerde. De gastvrijheid is ongelofelijk. Soms gaat alleen zelfs die gastvrijheid te ver.
Als mensen hun eten aan jou geven terwijl ze zelf te weinig te eten hebben, alles van je willen dragen en je altijd de weg willen wijzen, perken ze soms, als je niet uitkijkt, met hun gastvrijheid jouw vrijheid in.
Duidelijk is geworden, met de hulp van Norene (een Amerikaanse, die hier al 37 jaar verblijft), dat 99% van de mensen voor deze gastvrijheid iets terug verwacht.
Hoewel het maar een ‘percentage’ is dat meer zoiets zegt van: “vrijwel allemaal zouden we graag van je rijkdom willen meegenieten”, hebben ze net pech Floor en Markus te treffen die weinig zin hebben veel weg te geven als het niet nuttig is. Het vinden van een goede reden om iemand geld te geven is zelfs hier moeilijk. Want wat ga je met het geld doen? Bier? Of nutteloze MTN (telefoon) credits kopen, bier of pito drinken?
Daar komt nog eens bij dat wij Hollandse studenten voor Ghaneze begrippen een enorm hoge overheidslening hebben, een extreem belachelijk bedrag betalen voor het huren van een klein kamertje en een absurd bedrag aan verzekering betalen (hier kost een jaar ziektekostverzekering 12cd/ 6 euro). Zijn wij degenen die arm zijn? Nee dat kan je natuurlijk niet zeggen.

Even voor alle duidelijkheid. We verblijven nu in het huis van Mark (of mijn naamgenoot Markoes), een van onze briljante vertalers. Het hoofd van de familie is de chief van een sub-community (waar ik de naam niet van kan herinneren) in de stad Lawra. Dat betekent dus: wederom een chiefspalace (chiefs huis) waar we verblijven. Hier ben ik pas sinds een paar dagen achter gekomen.
Maar waar de chief van Bagre elke ochtend zijn ochtend ronde door het dorp doet en het dorp in goede lijnen probeert te leiden straalt dat niet bepaalt van onze nieuwe "oom" af. Hij is half doof en krijgt nog maar weinig respect. Hij heeft twee vrouwen, zit de hele dag op zijn stoel en lijkt me niet heel vrolijk. Vanochtend behandelde hij een slangenbeet van een meisje die drie dagen geleden was gebeten. Alleen hij (ook het ziekenhuis niet) behandelt de slangenbeten (met kruiden). Daarbij is hij dus ook een medicijnman en heeft hij de leeftijd bereikt dat hij vindt dat hij zijn vrouwen niet meer hoeft te onderhouden. Geld heeft hij nog steeds maar zijn zoon (Dazibere) zorgt er voor dat zijn vrouwen niet om komen van de honger. Als zijn zoon het niet doet, doen ze het zelf en blijven ze de hele nacht wakker bij een op hout gestookt vuur om rijstballen te maken die ze de volgende ochtend voor een paar kwartjes kunnen verkopen. Hier kunnen mensen zonder geld rondkomen van hetgeen ze omzichheen vinden. Het is iedereen voor zich en als je geen land hebt om iets op te verbouwen heb je een probleem.

Mark is een verhaal apart. Je zou kunnen beargumenteren dat hij de zuidelijke mentaliteit heeft, zijn toekomstige vrouw woont dan ook in Accra.
De twee- drie weken dat we hier nu wonen zijn we bijna niet met hem opgetrokken en zijn we meer familie van zijn familie geworden dan van hem. De gesprekken met hem zijn kort want binnen 5 minuten krijgt het gesprek een nare wending en wordt het feit dat hij gewent is dingen te krijgen duidelijk (zoals een home cinemaset van een onderzoekster uit Japan). Als overheidswerker (youth worker) is hij al 6 maanden niet betaald dat is natuurlijk ongelofelijk (we hebben hem daarom al 50CD gegeven; een half maand salaris). Aan de andere kant wil hij ook een nieuw huis bouwen voor zijn vrouw (die hij nog niet kent), een nieuwe ventilator in zijn kamer installeren, zich inschrijven voor 50 CD aan de universiteit in Waa (daar had hij ons geld voor kunnen gebruiken) en elke dag pito drinken en veel bellen en ook benzine voor onze motor kopen wanneer hij hem voor nutteloze bezigheden gebruikt. Uiteindelijk moet hij natuurlijk zelf weten wat hij met zijn geld doet.
De eerste avond van het vrouwen feest ga ik samen met hem naar de bar. Daar wil hij alleen maar zitten en krijg ik hem de dansvloer niet op. Na drie bier (wat altijd een halve liter is) durft hij dan toch een danspasje te wagen en ben ik blij op een andere voet met hem te staan. Het duurt helaas niet veel langer dan een halve minuut.
Op dit moment, als hij mij dit verhaal ziet typen kan hij het toch niet laten te vragen of we deze laptop (Floor zijn laptop) ook gaan meenemen..? Hoewel ik hem gister de situatie in Nederland geschetst heb (zijn wij degene die arm zijn?).

Ondertussen is het binnen 10 minuten pikdonker geworden. De regen komt met meer dan bakken naar beneden, de huizen van modder kunnen na elk regenseizoen wel een flinke renovatie gebruiken. De rivier is na twee regenbuien al flink gegroeid net zoals het gras. Al gaan wij hier helaas weg zal het gras hier over twee maanden twee meter hoog staan. Het is hier meer dan één wereld; waarbij onze 4 seizoenen in het niet vallen.
Cyril staat naast me, nu moet hij wel schuilen, een geweldige vent van 9 (ik vraag het aan hem en dacht zelf 7) de zoon van Julie. Jerimya de leraar die ook mee heeft gedaan aan de zwemcompetitie met pasen is hier ook. Met z’n allen zitten we in een warm kamertje die voor ons ‘gereserveerd’ is. Dat is het mooie aan Afrika. Je hebt de ruimte en er zijn altijd (vrolijke) mensen en kinderen om je heen. Dat zal ik nog wel het meest missen.
Lek gestoken door muggen, de sokken hoog opgetrokken wordt het vanavond misschien wel een laatste avond binnen slapen. Buiten op een matje is het toch beter toeven.

woensdag 7 april 2010

The Upper West, Het Wilde Westen

Missie: 300 moeders met kinderen onder de vijf jaar interviewen in het rurale Lawra. Het bovenste weste district van Ghana. Waar mensen nog geen electriciteitsrekening, waterrekening of wat voor andere rekening dan ook hoeven te betalen. Waar mensen zonder zorgen een hele dag onder een mango boom kunnen liggen.
We gaan kijken of ze hun musquito-net wel voor hun kinderen gebruiken en het ‘hebben’ van bepaalde goederen en kennis over malaria hier invloed op heeft.

Verder kijken we of ze ORS, suiker en water in een 2:1 verhouding in een zakje op de juiste manier kunnen prepareren.

’20 jaar geleden waren er nog geen wegen, tegenwoordig kun je er wel wat eten op straat kopen. Jullie kunnen in ieder geval in het ziekenhuis eten.’ ‘Jullie hebben stroom’. Dit was de briefing die we van onze supervisor in Kumasi kregen. Hij heeft in het verleden zelf jaren in Lawra (the upper west) gewoond: ‘als ik werk kan doen dat ik leuk vind maakt het me niet uit waar ik woon’.

Vanuit de tweede grootste stad van Ghana. Westers en overvloed aan eten, auto’s en actie. Wat zal Lawra voor ons in petto hebben?

Ja, we moesten weken wachten op groenlicht om onze missie in de Upper West te beginnen. Met blanken die te gast zijn mogen geen risico’s worden genomen, met alle respect. Er wordt van ons verwacht dat we ‘pamphered’ (verwent) zijn. Vergeleken met de mensen in de Upper West zijn we dat zeker. Hier staan de Akan, de zuiderlingen zelf bekend als veel eisend.
Het was de dreiging van een nog onbekende strain meningococcen (bacterie) die al aan 17 mensen het leven had gekost die ook ons het leven zuur maakte.
Volgens Ellis (een Ghanese dokter en onderzoeker werkende in het meest luxe gebouw van de universiteit: De KCCR, Kumasi center of collaberative research, en vriend van onze begeleider Charles uit Nederland) kon de prevalentie (het voorkomen) van meningitis wel oplopen tot 60%!
Dan is de kans als je niet gevaccineerd bent of nog geen immuniteit hebt opgebouwd wel erg groot om ziek te worden. Floor is nooit gevaccineerd tegen enige vorm van meningitis. De kranten stonden er bol van, gelezen door de upper class en de studenten op de universiteit.

Zal het dan eindelijk zover zijn? Zal Woensdag 17 maart de grote dag worden?
We zouden vroeg in de ochtend worden opgehaald. We wachten en wachten. We worden gebeld: ‘de auto moet eerst nog zijn banden verwisselen.’
Om 13.00 zitten we dan eindelijk in een volgestouwde jeep die sowieso al naar de Upper West zou rijden. De chauffeur heeft zijn banden niet gewisseld. De achterbak was volgeladen met meubels en een deel van onze spullen paste hier niet meer bij en wordt bij ons op de achterbank geplant.
Als er vervoer is moet je er ook gebruik van maken.

Het eerste stuk van de zeven en een half uur durende reis komen we langs hutjes die ‘plantain’ verkopen (bakbanaan); de chauffeurs willen vier trossen kopen maar zijn niet tevreden met de prijs. Echt afgedongen wordt er hier niet.
De volgende hut is raak (misschien omdat wij in de auto blijven zitten?). De trossen worden op de auto gebonden en we vervolgen in een abnormaal hoog tempo onze reis. De wegen zijn goed en met een gemiddelde snelheid van 100-120 komen we in Lawra aan als het nog geen 21.30 is.
Alleen het laatste stukje van de weg is nog onverhard maar daar trekt de jeep zich niets van aan (Toyota Hillux), in de duisternis rijden we een echte rally en scheuren we over de hobbels met een tempo dat ondertussen iets vermindert is tot 100 km/u.

We verblijven in een ‘guest-house’, nee die luxe had ik niet verwacht. De airco en koelkast van ons vorige ‘guest-house’ hebben we ingewisseld voor een ventilator en een bar aan de overkant die koud water verkoopt. Verder hebben we veel meer ruimte en koken we in plaats van op gas op houtskool.
Het meest luxe is dat we kunnen douchen. Lawra heeft een centraal water netwerk (watertoren). Het stroom is hier pas drie keer uitgevallen in toch al bijna 3 weken. Dat gebeurd in Kumasi toch veel vaker. Misschien omdat bijna niemand er hier gebruik van maakt?

De mentale luxe wordt steeds duidelijker. We hoeven ons niet meer te ergeren aan een te drukke supervisor en kunnen eindelijk aan de slag en werken 5 dagen in de week. We krijgen overzicht over het leven in Nederland. Onze begeleider hier is: Dr. Sandaare, medical director. Hij staat aan het hoofd van het ziekenhuis in Lawra. Het grootste ziekenhuis van Lawra district. Zo’n 100 patiënten verblijven hier afgezien van alle losse consulten (outpatients). Het werk wordt gedaan met 4-5 artsen. Twee hiervan komen uit Cuba (die hier 2jaar verblijven). Dr. Sandaare is een enorm vrolijke man met altijd een grote lach op zijn gezicht. Boven zijn bureau hangt een oud printje met 10 regels: hoe een goede leider te zijn en geen baas. De mooiste regel vind ik: de baas zegt wie het fout heeft gedaan, de leider zegt wat er verkeerd is gegaan.
De eerste ochtend heeft hij alle tijd voor ons. Zijn mobiel staat niet altijd aan en er is geen internet in het ziekenhuis. Zo kan het dus ook.

Verder is er de DHMT, een gebouw met kantoren (op zijn Afrikaans dan) waar een afdeling voor maternale gezondheid, voeding, data verwerking en public health is. Het komt allemaal goed georganiseerd over. Duidelijk is dat wij komen kijken naar de ‘effectiviteit van een door Unicef geïmplanteerde interventie, namelijk de C-IMC’. Alle jeeps (die toyota Hilluxen dus), zijn Unicef gesponsord. Edwin een field worker, kent alle communities die we gaan bezoeken en zal ons bijstaan als chauffeur en vertaler.

De eerste dagen hebben we nodig om te acclimatiseren. We zijn allebei erg moe en moeten het ritme nog vinden. Zelf heb ik 2dagen last van een in de middag opzettende hoofdpijn; zinna aminna pouriaga. De zon is te heet. De eerste regen is volgens de verhalen pas rond eind april te verwachten: wat betekend 1-2x in een maand.

Afgezien van het feit dat we blij zijn dat we eindelijk onze handen uit de mouwen kunnen steken zijn de weekenden prima toeven.

Het eerste weekend gaan we samen met Edwin en Richard van de afdeling data (invoer) naar de rivier. Het is mistig, dat betekend zand uit de sahara voor de zon, een dag die uit te houden is qua temperatuur en zon.
De mogelijkheid om te wandelen? Volgens Edwin is het 7 kilometer lopen naar de rivier, dus dat gaat niet gebeuren. Edwin heeft een brommer in gebruik van de Ghana Health Service (waarvan wij er ondertussen ook één tot onze beschikking hebben) en dat betekend dat hij de laatste twee jaar aardig wat kilo’s is aangekomen. Enigszins lui is maar niettemin een enorm goede kerel is!
Zijn uitstraling is die van een vrolijke, van het leven genietende Afrikaan. Het is me al eerder opgevallen, de mensen zien er over het algemeen veel vrolijker uit.

De Volta rivier is een verkoeling, geen enge ziektes alleen visjes die aan je huid knabbelen als je te lang stil staat in de rivier. Zelfs een hap uit Floor zijn moedervlek hebben genomen (tot bloedens aan toe). Het water stroomt en is koel zeker vergeleken met het Bosumptwe meer waar we in Kumasi in gezwommen hadden.
Het is geen grote onderneming om naar de overkant van de rivier te waden en de oever op te klimmen: we zijn in Burkina Faso!

Floor ziet met zijn getrainde oerwoud oog apen in de verte en weet ze met zijn digitale wapen vast te leggen. Helaas zijn ze te schuw en zal ik het moeten doen met het digitale aftreksel. De apen opereren in grote groepen en zijn erg schuw omdat ze anders bij bosjes worden neergeschoten. De jongens die we de tweede week tegen komen bij de rivier vertellen dat een jongen pas een kleine aap doodde; ze verafschuwen het. Toch hebben zij ook wel eens apen vlees gegeten.

De volgende week gaan we groter stuk wandelen en verkennen we een stukje van Burkino Faso. We komen verlaten hutjes tegen die in het regenseizoen van de seizoens-boeren zijn. Grote potten en lege varkenshokken. Alleen aan de rivier kan er het hele jaar geboerd worden. De rest van de mannen zijn de afgezien van het regenseizoen werkeloos. Niet lui.
Tijdens een gesprek met de chief en de ervaring in een kleine community (waar we in principe 10 moeders moesten interviewen en er maar 3 konden vinden) blijken er weinig jonge mannen en vrouwen aanwezig te zijn (althans nu in het droge seizoen). Allen trekken steeds vaker naar de grote steden in het Zuiden (Kumasi en Accra). Enerzijds voor vermaak anderzijds om een paar pesoes te verdienen om hiervoor wat mest/ kunstmest te kunnen kopen om zo de redelijk arme grond wat nieuw leven in te blazen in het regenseizoen.
De ‘oudere’ vrouw doet echter het zware werk: het zorgen voor de kinderen en dat er eten op grond staat. Oud worden de vrouwen hier echter snel met de kinderen op de rug en misschien wel 15-20kg op hun hoofd kilometers door de zon lopen.

Maargoed. Ik was over het tweede weekend aan het vertellen. Dat we Burkino in waren gelopen.
Het enige leven dat we die dag tegen komen zijn wat vee houdende jongens die weg duiken voor Floor’s zwarte wapen. Ze zijn verlegen en hebben waarschijnlijk nog nooit blanken (laat staan zo’n grote camera gezien) gezien. We horen later dat dit de Fulani zijn. Zij komen uit Mali, waar zij Het Melkvolk genoemd worden. Aangenaam.

Hoewel we hier pas bijna 3 weken zijn lijkt het al een eeuwigheid. Niet omdat we ons niet vermaken, in tegendeel. Omdat we leven. Ons leven heeft ritme. We staan op als het ligt wordt (06:00-06:30) en gaan twee uur na het donker worden slapen (21.30-22.00).
In Kumasi hadden we besloten om elke week naar de kerk te gaan. Wat voor ons inhoud, als het niet met onze goede vriend Papanti (die ons een djembé heeft leren maken) naar de Pentacoast church is, dat wij de natuur in trekken om al het moois om ons heen te aanbidden. Nee. We moeten een alternatief hebben als ons wordt gevraagd of we geloven.
Hier is 80-90% christelijk, penta-coast, methodist, baptist, catholic, ik weet niet hoeveel verschillen je tussen de christenen hebt maar het is aanzienlijk. De britten en de amerikanen zijn rivalen: wie haalt er het meeste geld uit Afrika? De donaties die de Afrikanen doen gaan soms naar Amerika of Engeland waar een blanke ervan leeft. Duidelijk dat de bijbel op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden.

De mensen begrijpen als je langer met ze aan het praten bent beter dan verwacht dat je geen groep; dat de christenen uiteindelijk zijn, wilt volgen. Zolang je in ‘iets’ gelooft is het goed. Het ietsisme krijgt ook hier volgelingen. In de cummunities die we hier bezoeken komen we christenen en toch ook nog een aanzienlijk deel moslims en traditionalisten tegen. 4 van de 150 moeder tot nog toe noemen zich ‘free-thinkers’.

Aangezien het nu 07.15, 7 april en ik een uur geleden te horen heb gekregen dat we vandaag niet gaan werken kan ik niet al te veel meer uitwijden. Edwin heeft maandag op het feest bij de rivier zijn knie geblesseerd en kan zijn been niet meer strekken. Mijn naamgenoot Mark moet helpen bij de ‘child welfare clinics’ en zodoende zijn we gedwongen vandaag naar Waa te gaan (als we nog iets nuttigs willen doen). We gaan 90 kilometer naar het zuiden om ons paspoort op te halen die bij de ‘immigration office’ op ons wacht.

In het kort zou ik nog willen uitwijdden over Edwin. Die eigenlijk helemaal niet zo gelukkig is. Nu hij zo dik is denken de meeste Afrikanen dat hij welvarend is en wordt verwacht dat hij zijn rijkdom deelt.

De meningitis bleek voor ons helemaal geen probleem te zijn (afkloppen). Alleen Jirapa het naastgelegen district had hier problemen van ondervonden. Na het arriveren van de peperdure vaccins uit amerika (van de WHO) werd duidelijk dat het niet om een nieuwe soort ging maar om een al eerder opgedoken soort uit Burkino Faso waar ook al een vaccin tegen was (en natuurlijk veel goedkoper had kunnen zijn). De communicatie tussen de buurlanden is slecht waar het gezondheidssysteem klaarblijkelijk onder lijdt.
De communities die wij bezoeken hebben geen meningitis gehad. De prevalentie van 60% is een angstig cijfer.

De muggen lijken nu ook geen groot probleem te vormen. Het is heet, er is geen water en zo af en toe komt er vliegtuig over vliegen die wat gif over ons neerstort. In ons guest-house met deurtjes die dichtklappen en gaas voor alle ramen en deuren komt er geen mug binnen.

Hoe slecht is het als ik geen musquito net gebruik?

Groeten aan iedereen in Nederland.
We have to get out of here.

woensdag 3 maart 2010

De Dean heeft het koud

Vandaag is het drie maart. Over ander halve week zijn we hier alweer een maand.
Toch duurde februari dit jaar maar 28 dagen en zijn we hier dus pas iets langer dan twee weken.
Ik schat nog geen 5000km hemelsbreed verderop, heb ik het gevoel alsof ik hier al een eeuwigheid ben. Misschien omdat er productief gezien nog maar weinig van onze stage terecht is gekomen maar toch al zoveel is gebeurd.

De status: de eerste week hebben we ons enorm druk gemaakt, ingezet zodat we maar zo snel mogelijk aan het werk konden. Dit resulteerde in: wachten, uitstel en een supervisor die niet duidelijk aangaf wat we konden en kunnen verwachten. Met moeite werd er data met ons gedeeld dat we nu in ieder geval kunnen analyseren. Een ander die deze data ook gebruikt voor zijn Phd belemmert dat wij maar 1/8 van alle data hebben bemachtigd.
De data die we in eerste instantie verwachtte was sowieso niet aanwezig. We hebben nu de gegevens van 300 vragenlijsten uit de Upper West (district Lawra), 2006, voor de interventie van de C-IMC (een programma waarbij in elke communitie een vrijwillige community health worker krijgt). Mijn onderzoeksvraag: of de socio-economische status effect heeft op het gebruik van een musquito-net lijkt inderdaad bevestigd te worden. Toch; de grootte van het effect lijkt gering.

Het plan was om zo snel mogelijk zelf ook richting de Upper West te gaan om in dezelfde communities (gemeenschappen) waar we nu data van hebben, een aantal vragen uit deze vragenlijst opnieuw te stellen en vervolgens beide uitkomsten (van 2006 en 2010) met elkaar te vergelijken om zo de effectiviteit van de C-IMC vast te stellen.

Eens in de 10 jaar is er echter een epidemie dan wel een outbreak van meningitis in Ghana. Zo ook dit jaar, hoewel er nog geen 10jaar voorbij waren. De haard van de ‘outbreak’ bevind zich in het district naast Lawra waar wij heen zouden gaan. Het betreft een zeer virulente vorm van cerebrale spinale meningitis, die in iedergeval al 17 doden op zijn geweten heeft. Omdat het type nog niet is opgehelderd en er nog geen vaccin is werd ons niet toegestaan naar de Upper West te gaan.
Het schijnt dat er binnenkort een vaccin is en we dan eindelijk aanstaande dinsdag naar de Upper West kunnen. Dit blijft echter afwachten.

De westerse na-oorlogse invloeden zijn hier nog elke dag merkbaar. Zo hadden we eergister nog een gesprek met onze supervisor omdat we elkaars communicatie niet begrepen. Onze supervisor is (zoals iedereen zou moeten weten), altijd heel kort en dictatoriaal aan de telefoon omdat hij zijn geld niet aan telefoneren wil uitgeven. Nu zijn de Ghanezen ook wel achterlijk in hun telefoongebruik. De helft van de dag zitten zij aan de telefoon.
Verder dacht hij dat wij bij een ‘local’ gingen wonen uit geld gebrek. Dit terwijl wij alleen maar op bezoek gingen voor 2 nachtjes bij deze ‘local’, onze vriend Papinti, die ons leert hoe een djembé te maken. Na de misvatting, dat het ons niet om het geld ging en wij eindelijk begrepen dat onze supervisor behalve dictatoriaal ook echt bezorgd om ons was, was er geen probleem meer.

Totdat wij vandaag met de Dean, de hoofd van de faculteit der geneeskunde worden geconfronteerd. In de tijd dat we moeten wachten voordat we naar Lawra kunnen, moeten wij de thesis van een student hier controleren en hier een artikel over schrijven (de thesis is 100 pagina’s, een artikel 4). Hiervoor moeten wij veel analyses over doen en bespeuren we wel erg veel foutjes. Omdat onze supervisor, een verder ontzettende sympathieke man, ons vertelde dat we gebruik konden maken van een draadloos internet netwerk maar alleen hij en de Dean dat kon aanzetten en hijzelf vandaag niet aanwezig was gingen wij op zoek naar de Dean.
Het ging allemaal wel erg formeel. We komen in een erg frisse kamer en moeten even plaatsnemen en wachten op de tijd van het hoofd van de medische faculteit. Zelf gekleed in een ietswat grouw pak, een leger generaal gelijkend wordt ons al snel het misverstand duidelijk. Bij hem moeten we niet zijn. We excuseren ons en worden nog geen 3minuten later door onze supervisor gebeld. De dean heeft hem gebeld en is alles behalve tevreden met de manier hoe wij gekleed zijn. Nu valt mijn kleding nog mee: een toch nette donkere blouse, oké een korte broek en sandalen. Niet te vergeten het lange haar dat niemand hier heeft en een beginnend snorretje. Floor met een nomaden doek tegen de zon en hemd zonder mouwen steekt hier wel goed af. Maargoed. Het schijnt dus dat er een ‘dress code’ is waar ook wij ons natuurlijk aan moeten houden. En dat bij een tropische temperatuur van 40 graden.
De meeste studenten lopen hier in pak rond. Wat dat betreft zal ik blij zijn als we in Lawra zitten.
Juist in deze landen zijn er veel goede redenen te noemen waarom kleding niet zou moeten uitmaken. De vele arme mensen hier zouden ook een kans moeten krijgen. Verder is het wat de temperatuur betreft natuurlijk onbegrijpelijk (de kamer van de Dean daar gelaten).

Eight doctors arrive in Upper West to examine CSM outbreak
An eight-member team of experts made up of doctors, an epidemiologist, laboratory technologist, logistician and health promotion specialist, have arrived in Upper West to examine the spate of the recent outbreak of Cerebrospinal Meningitis that caused the death of 17 people in the region.
The team of experts, who arrived in the region on Wednesday, came from the rapid response team of the Ministry of Health (MOH) and the Ghana Health Service (GHS).
Dr Alexis Nang-beifubah, who spoke to the Ghana News Agency last Thursday concerning the outbreak of the disease, noted that the team had already been sent to the districts and work had begun.
He said the epidemiologist would assist in finding out how the disease started, how it developed and what could be done to contain it while the laboratory technician would help in examine all the laboratories at the districts to find out how they could be equipped to be able to contain the disease.
He added that the health promotion specialist would help in designing more appropriate messages to sensitize people on the dangers of the disease including some of the best practices they could adapt to prevent themselves from catching the disease.
The doctors, he noted, would assist in treating the patients while the logistician would be responsible for managing the resources that were being brought in by the World Health Organisation (WHO), MOH and the GHS to control the disease.
Dr Nang-beifubah hinted that currently the situation was stabilizing; adding that the vaccine had been approved by the WHO and would by next week arrive in the region for vaccination to begin.
He said the vaccine would only cover people between the ages of two to 30 years, stating that a directive had already been given to the affected districts to start preparations by identifying those who would fall within the age limit given by the WHO.
He indicated that the Jirapa District, which had been seriously hit by the disease, would benefit more from the vaccine.
Source: GNA

maandag 15 februari 2010

De Ghanees en zijn frapante gewoontes I

De tweede dag worden we rondgereden door onze chauffeur om wat ‘site seeing’ te doen. We mogen zelf zeggen waar we heen willen. We besluiten als eerste naar de ‘wood-village’ te gaan. Dit is een straat met allemaal kleine garage boxjes waar handwerklieden hun kunstwerken aan de man proberen te brengen. Het valt me op dat ik de houtsnijwerken vrijwel allemaal reeds eerder heb gezien in Mali (Bamako). Bij navraag, het kan ook niet anders, hebben de Malinezen het werk gekopieerd van de Ghanezen. De circel met aanelkaar verbonden mannetjes waar Stijn in Mali uren naar opzoek geweest is wordt hier direct gespot.

Ghanezen zijn een trots volk en hechten veel belang aan hun gewoonten. De groeiende economie (in iedergeval hier in de grote stad Kumasi) en het enorme geloof in Christus (veel mensen willen weten of je geloofig bent, de hele universiteit trekt in pak naar de kerk op zondag) doen misschien denken aan het na-oorlogse Europa? Na de oorlog was er echter een groot te kort aan fatsoenlijk eten.

In Kumasi zijn de mensen vergeleken met het platteland alles behalve ondervoed. Kinkey, Fufu, Plantain, Yaam, Cassave, bananen, avocades en ga zo maar door, zijn er in overvloed. Overgewicht is ook hier een opkomend probleem.We hebben veel over Fufu gehoord. We vragen Martin om ons naar een plek te brengen waar we Fufu kunnen eten. We komen terecht bij een zeer lokaal groepje vrouwen die ons de keuze geven uit antilope, kip of rund. Spannend, kiezen we antilope. Wat de boer niet kent dat vreet hij niet, komt als gedachte opzetten. Floor besluit dat we er eerst samen maar eens één proberen. Een sterk ietwat penetrant geurende soep met in het midden een deegbal wordt ons opgediend. We moeten onze handen wassen en beginnen met eten. De vrouw die heeft opgeschept begint hard en onverstaanbaar tegen ons te praten. We worden uitgelachen. Ik vind het vermakelijk maar het eten krijg ik maar moeilijk mijn strot door. Dan zegt martin dat je niet moet kauwen maar gewoon moet doorslikken. Dat probeer ik dan maar eens. Kokhalsend neem ik mijn laatste hap Fufu. En dan te bedenken dat je hem soms kan bestellen met rat en vrijwel alle Ghanezen niets lekkerders kunnen bedenken. Het schijnt dat er in de Upper West niet veel beters is en het is voor mij de uitdaging Fufu lekker te gaan vinden. Als ik Fufu lust is mijn doel bereikt.Uitgelachen werden we omdat we niet met één hand aten. Zodat je een hand schoon houdt waarmee je de vieze hand later kunt wassen.